De Nederlandse strijd tegen Somalische piraten: "Piraten zijn helden in Somalië"
Het is een kat en muis-spel aan de Oostkust van Afrika. Nationale en internationale reders met kostbare lading die worden belaagd door met raketwerpers gewapende Somalische kapers in wendbare bootjes. Met Nederlandse huurlingen, eh, pardon: beveiligers met zwaar materieel op de boten en opstomende marinefregatten die soms uren na de kaping aan komen kachelen. Defensieminister Hans Hillen Hillen wil de piraten niet alleen op zee aanpakken, maar hun criminele netwerken op het Somalische vasteland ook. Premier Rutte liet begin deze maand weten: ‘geen boots on the ground.’ Vooralsnog zijn er twee partijen die garen spinnen bij het terughoudende militaire ingrijpen. De Somalische piraten, die soms na arrestatie en uitlevering aan Nederland een asielaanvraag hebben ingediend. En de particuliere beveiligers waarvan het verleden niet altijd helemaal smetteloos is.
De
handel in bescherming tegen piraten is een lucratieve bezigheid waar
sommige Nederlandse ex-militairen goed geld mee verdienen. Gewapende
particuliere beveiligers van het Nederlandse Specops Company
escorteren schepen tegen forse bedragen veilig door de Golf van Aden
heen. ‘Wij hebben geen Rambo’s of schietgrage dommekrachten in
dienst,’ aldus CEO Marco van Hees van Specops Company en zijn
compagnon CFO Mark Zuiderduijn. Specops is een particulier
beveiligingsbedrijf dat sinds 2008 in vijftien landen actief is
waaronder Congo, Irak, Pakistan en Afghanistan
op
het gebied van persoonsbeveiliging. Hun groep werknemers (een kleine
zestig zzp’ers) bestaat uit: ex-militairen, agenten en commando’s
die begrijpen dat zij zonder geweld een schip veilig door de Golf van
Aden heen willen loodsen. Naar eigen zeggen hebben de particuliere
beveiligers nog geen enkel schot hoeven lossen: ‘Een vuurgevecht
kan namelijk traumatiserend zijn voor het personeel, maar ook voor de
Somaliërs. Dat zijn ook mensen.’
Brief van een piraat
Een van de piraten waar Van Hees het over heeft, is Sayd Ali. In 2009 werd hij in Nederland met een viertal Somalische kompanen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. Hun poging om het Antilliaanse schip Samanyolu te kapen mislukte jammerlijk. Hun skiff vloog in brand en de piraten lagen drie kwartier in zee. Ze werden door de Deense marine uit de zee gevist en aan Nederland uitgeleverd. Sayd Ali noemt zichzelf in een brief ‘een zogenaamde piraat’: ‘Bijna de helft van mijn bestaan leefde ik in oorlog. Ik heb veel familie verloren. De oorlog die op 2 januari in 1991 begon is tot op de dag vandaag niet gestopt. Er is een gevaarlijke generatie jongemannen opgegroeid, die niets anders kennen dan oorlog en iedereen heeft wapens. Er is geen veiligheid, geen staat en geen regering. Somalië is een paradijs voor criminelen. Als ik persoonlijk iemand zou doden, dan betaal ik bloedgeld aan zijn familie en is de zaak opgelost. In dorpjes is er geen water, stroom, voedsel, medicijnen of onderwijs voor kinderen. Er gaan nu meer mensen en kinderen dood van de honger dan aan ziekte of kogels.’
Het
is dat totale gebrek aan perspectief in Somalië, die als
voedingsbodem fungeert voor de massale piraterij. Of in ieder geval
als verklaring wordt gegeven. Sinds 1991 is er geen centraal heersend
gezag in het land.
Verschillende
stammen en clans bevechten elkaar. Aan de 4000 man tellende Oegandese
vredesmacht heb je volgens Ali ook niets: ‘Als er wordt geschoten,
verschuilen zij zich.’ Ondertussen krijgt de terroristische
islamitische organisatie Al-Shabaab steeds meer voeten aan de grond
en zijn er sharia-rechtbanken: ‘Als je een brood steelt, wordt jouw
hand afgerukt. Als je een vrouw verkracht, dan word je gestenigd.’
De piraten respecteren de Al-Shabaab, maar blijven wel ver hun uit de
buurt weet Ali, want stelen is volgens de islam verboden. Volgens hem
zijn er geen legale manieren om aan de armoede te ontsnappen. Werk is
er niet. Of je bent rijk of je bent straatarm. Een middenklasse
bestaat niet: ‘Om geld te verdienen voor je gezin kun je voor een
baas oorlog voeren tegen een andere clan. Of je richt met wat
gewapende mannen een roadblock op. Iedere passerende auto of
vrachtwagen moet 2 dollar betalen. Voetgangers 50 cent. Als je niet
betaalt, riskeer je de dood.’
Afgeluisterd
In
schril contrast staat het leven van de Specops-mannen. We spreken het
strak in het pak gestoken tweetal in een hotel-restaurant van de
welbekende toekan. Ze gaan ervan uit dat ze worden afgeluisterd en
vinden uitgebreid telefoneren over hun zaken niet verstandig. Van
Hees dient in de jaren negentig in Bosnië. Hij leert Zuijderwijn
kennen via het wereldje van de private persoonsbeveiliging. Namen
noemen ze niet, maar ‘alles buiten de Tweede Kamer’ deden ze.
Rijke zakenlui, BN’ers en Van Hees speelde zelfs voor bodyguard in
Zuid-Amerika. In 2008 worden zij benaderd door diverse rederijen of
zij misschien schepen gewapend willen gaan beveiligen. De
verzekeringspremie is namelijk zo duur dat het voor de reders
goedkoper is om gewapende particuliere beveiligers in te huren.
Hoewel de Hr. Ms. Tromp rond de Hoorn van Afrika patrouilleert,
hebben de reders meer fiducie in beveiliging. Het kan namelijk wel
uren duren voor het marinefregat ter plaatse is. Een probleem: in
Nederland mogen beveiligingsbedrijven niet gewapend te werk te gaan.
Daar moeten de mannen een foefje op bedenken.
Volgens piraat Sayd Ali is het kinderlijk eenvoudig is om een schip te kapen. Hij somt het boodschappenlijstje op: ‘Je hebt mannen met ballen nodig. Die kunnen schieten en doden als het moet. Verder wat AK47’s met vier magazijnen, dat zijn honderdtwintig kogels, een raketwerper, een granaat en een ladder van tien meter om het schip op te klimmen. En dadels natuurlijk. Daar kan een piraat wel een week op leven als het moet.’ Ali beweert dat ruim tachtig procent van de zeerovers vroeger visserman waren, de andere twintig procent zijn warlords uit Mogadishu: ‘Sommigen investeren in mensen om voor hun een schip te kapen. De reden dat vissers schepen kapen komt doordat Amerika, Azië en Europa illegaal bij ons vissen en er voor ons niets meer overblijft. Ik zweer op God dat het waar is. Hierdoor is de vissersplaats Hobyo nu veranderd in de piratenhoofdstad. Voor hun is het kapen van schepen even normaal geworden als vis vangen. Ze noemen het ‘op jacht gaan’. Als het je een keer lukt om een schip te kapen, hoef je namelijk nooit meer te werken. Piraten zijn helden in Somalië omdat ze veel geld verdienen en voor iedereen zorgen.’
Kapen
Deze Somalische piraten houden al een jaar of vijf de nautische wereld in hun greep door schip na schip te kapen en miljoenen dollars aan losgeld op te strijken. De meeste rederijen hoesten aanvankelijk zonder problemen de gevraagde miljoenen op om de bemanning, het schip en kostbare vracht vrij te kopen. Volgens cijfers van Het Piracy Reporting Centre van het International Maritime Bureau (IMB) daalt het afgelopen jaar het aantal (pogingen tot) kaping in de Golf van Aden bijna met de helft. Waren er in 2010 nog 219 pogingen en 49 gekaapte schepen, in 2011 zijn dit weliswaar 237 aanvallen, maar er vinden slechts 28 succesvolle kapingen plaats. Volgens het IMB is dit het gevolg van de anti-piraterijmissies waar ook Nederland sinds 2008 in EU- en NAVO-verband aan bijdraagt.
Dat nu bewezen is dat het piraterijprobleem op zijn retour is, is onjuist. Wel verplaatst het zich: het aantal incidenten in het Somalië Bassin (van 19 incidenten in 2008 tot 139 in 2010) en de Rode Zee (15 in 2009 en 25 in 2010) juist toe. En de strijd verhard. In 2010 worden er tien gijzelaars vermoord. In 2011 zijn dit er zeven. Vorige maand laten Somalische kapers na een half jaar een Britse vrouw vrij. Nadat haar familie 1,3 miljoen dollar aan losgeld betaald. Haar man overleefde de kaping niet. De Nederlandse marine belandt ook geregeld met hen in vuurgevechten. In 2011 komen daarbij twee kapers om. Afgelopen januari is het weer raak. Defensie kan niet uitsluiten dat er bij dit treffen wederom kapers om het leven zijn gekomen. Het piratenprobleem is dus verre van opgelost, maar verplaatst zich simpelweg. Soms letterlijk wanneer piraten niet alleen worden ontwapend en terug de zee op gestuurd (zoals vaak gebeurd), maar ook gearresteerd, uitgeleverd en vervolgd in bijvoorbeeld Nederland voor zeeroof.
Sayd
weet nog hoe hij die bewuste dag eind 2008 zelf ‘op jacht ging’
om uiteindelijk in een Nederlandse gevangenis te belanden: ‘Zoals
bij iedere jacht, nam ik afscheid van mijn familie. Want de kans is
groot dat je het niet overleefd. De zee is gevaarlijk.’ Eenmaal op
zee krijgen de mannen motorpech en ruzie. Ze zien veel boten voorbij
varen, maar kunnen niets ondernemen. Na een paar dagen doelloos
dobberen, weten ze de motor te repareren. Sayd Ali wil naar eigen
zeggen terugvaren om een betere motor te nemen. Zijn collega’s zijn
het hier niet mee eens: ‘We gaan niet terug zonder lege handen.’
Dan komt het Antilliaanse schip Samanyolu voorbij varen en lopen de
verklaringen uiteen. De Somaliërs willen naar verluidt om hulp
vragen, maar de bemanning ziet een raketwerper en schiet een SOS
vuurpijl op het bootje af dat met honderdzestig liter brandstof in de
fik vliegt: ‘We sprongen toen allemaal overboord. Die vijfenveertig
minuten in zee waren de langste van mijn leven. We waren vierhonderd
kilometer uit de Somalische kust, het zeewater was diep en als de
haaien je niet opeten, zou de zee ons wel verslinden. Ik vroeg Allah
om vergiffenis voor mijn daden. Maar het stond voor mij niet
geschreven om daar dood te gaan.’ De Deense marine viste de mannen
uit het water en droeg hen over aan Nederland: ‘Ik ben die Denen
dankbaar en zal nooit vergeten dat ze het leven van mijn vrienden en
dat van mij hebben gered.’
Niet
lang hierna zit Sayd Ali in een Nederlandse gevangenis: ‘Ik
mis mijn familie, maar ik heb bijna alles wat mijn hart begeerd,
behalve een verblijfsvergunning. Mijn medegevangenen klagen vaak.
Maar ik heb de oorlog overleefd en het is hier een hotel. Twaalf jaar
van mijn leven sliep ik in een hut op de grond met alleen de zon als
lamp. Een tv met zoveel kanalen zoals hier heb ik nooit gehad. In
Somalië hebben alleen rijke mensen dat. Een wasmachine en een douche
had ik nooit gezien. Thuis leefde ik soms wel een week op dadels.
Hier krijg je elke dag stipt om twaalf en om vier uur eten. Ik heb
niets te klagen.’
Hoewel
er in de straffeloze Golf van Aden niemand is die op het werk van
Specops Company toeziet, is piraten zomaar naar de zeebodem jagen er
niet bij: ‘Dat het hongerige vissers betreft die geen andere uitweg
zien dan een schip kapen, moet je met een korrel zout nemen. Piraten
zijn goed uitgerust, hoor. Van het geld dat ze met kapingen
binnenhalen kopen ze geavanceerde apparatuur. Satellietcommunicatie,
granaatwerpers, camera’s en fototoestellen zijn standaard aan
boord. Daar zit een goed georganiseerde criminele organisatie achter.
Mocht hun boot na een treffen zinken, dan kunnen zij hun maten op zee
of op het vasteland waarschuwen. Ze kunnen ook filmen wat er tijdens
een aanval gebeurd en dit eventueel later in de publiciteit
gebruiken. Daarom hebben wij ook bulletcams op onze helmen.’ Om een
kaping te voorkomen is Specops weliswaar gewapend, maar: ‘Wij doen
vooral aan ‘showing
the force’.
We staan met zijn allen in hetzelfde uniform aan dek met
volautomatische wapens. Als er skiffjes (kleine wendbare
motorbootjes. red.)in de buurt komen om te verkennen, zwaaien we
vriendelijk. Meestal zwaaien de Somaliërs vriendelijk terug, omdat
we dan even een lasertje op hen richten. Zij realiseren zich al snel
dat ze geen schijn van kans maken. Ook die Somaliërs zitten niet te
wachten op een vuurgevecht. Kan onze klant doorvaren en pakken ze de
volgende onbeveiligde reder. Onbegrijpelijk dat er nog reders zijn
die het erop wagen.’ Van Hees weet dat er Engelse bedrijven zijn
waar veel Nederlanders voor werken die zelfs met houten geweren op de
boeg staan te zwaaien om piraten af te schrikken, maar namen noemt
hij niet. ‘Of dat ze met kapmessen klaar staan om enterende piraten
neer te steken.’
Een
niet onbelangrijke vraag is: hoe komen de Specops mannen eigenlijk
aan hun wapens? Hier doen ze aanvankelijk nogal geheimzinnig over. Na
lang doorvragen geeft Van Hees openheid van zaken: ‘Kijk, we zijn
geen cowboys, maar we beveiligen gewapend in risicovol gebied. Lees:
dat mag eigenlijk niet. Ik kom meestal vanuit de Seychellen of
Malediven met de gear
en de wapens aangevlogen. Bij Nederlandse reders varen we met
bewapende patrouilleboten onder een Zuid-Afrikaanse vlag naast het
schip mee. Zo omzeilen we het Nederlandse verbod. Buitenlandse reders
moeten zelf een wapenvergunning aanvragen. Wij helpen hen bij die
aanvraag. Die wapenvergunning komt dan op naam van onze jongens te
staan. Het is een legale manier, maar defensie is er niet helemaal
blij mee.’ Oude kalasjnikovs kopen in de havens van Jemen of
Djibouti doet Specops niet. ‘Dat gebeurt vaak. Die worden dan
illegaal aan boord gesmokkeld. Wij werken alleen de nieuwste van de
nieuwste machinegeweren.’ En oefenen met scherp doen ze in Servië
en Zuid-Afrika.
Minister
Hans Hillen van Defensie geeft de Koninklijke Marine vorige maand de
opdracht om zo’n vijftig tot honderd kwetsbare schepen die onder de
Nederlandse vlag varen te beschermen en de kosten hiervoor te
verlagen. Want de particuliere beveiligingsbedrijven die voor forse
bedragen reders -gewapend- beveiligen tegen aanvallen van Somalische
piraten, zijn hem al lange tijd een doorn in het oog. Gewapende
bescherming van de commerciële zeevaart vind hij een taak van de
krijgsmacht. Die bui zagen de mannen van Specops Company al hangen.
Om de regels voor beveiligingsbedrijven in Nederland te omzeilen,
opereren zij gemakshalve vanuit het buitenland met een kantoor in
Zuid-Afrika en in de Seychellen: ‘We hebben van hogerhand het
advies gekregen om vooral bij het ministerie van Buitenlandse Zaken
weg te blijven. Dat zou ons alleen maar extra gedoe opleveren.’ Uit
een uitzending van Reporter afgelopen februari 2013 blijkt waarom.
Volgens Reporter heeft Van Hees een strafblad. Hij overtrad de Wet
Wapens en Munitie, maakte zich schuldig aan drugsbezit en een
woninginbraak en zou derhalve nooit door de screening heen komen.
Maar omdat Specops alleen in het buitenland werkt, hoefde het bedrijf
volgens de huidige regels geen vergunning aan te vragen.
Begin
april maakt het kabinet bekend dat de antipiraterijmissie zal worden
uitgebreid. Criminele piratennetwerken op het vasteland zullen nu ook
worden aangepakt. Wapendepots, boten en brandstoftanks zullen vanuit
de lucht en vanaf marineschepen worden bestookt en onschadelijk
gemaakt.
In Buitenhof zegt Hillen dat het Nederlandse machtsvertoon voor de kust en straks ook in Somalië bedoeld is ‘om te laten zien dat je ertoe doet.’
Het hoofdcommentaar van NRC wijst erop dat dit tot escalatie en slachtoffers kan leiden en pleit ervoor om de oorzaken van piraterij, namelijk onderontwikkeling en het gebrek aan stabiliteit in het land aan te pakken. De inmiddels demissionair premier Rutte laat weten dat het uitgesloten is dat Nederlandse militairen aan wal gaan in Somalië om piratennesten uit te schakelen: ‘Er zal geen sprake zijn van boots on the ground en de inzet moet altijd proportioneel zijn.’
Volgens de advocaat van de Somalische piraten Willem Jan Ausma, is dit plan ook het zoveelste voorbeeld van dweilen met de kraan open: ‘Er is een onuitputtelijke voorraad van potentiële piraten. Pas als de situatie in Somalië zelf stabiliseert, zal daar verandering in komen.’
Ondertussen is er een bijkomend voordeel van Sayd Ali’s gevangenneming: hij krijgt misschien asiel. Zo is er toch kans op meer welvaart voor de piraat. Ook de andere vier Somalische piraten hebben een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning. Volgens hoogleraar international strafrecht Geert Jan-Knoops kunnen en mogen de piraten vanwege de onveilige situatie in Somalië, ondanks hun veroordeling, niet worden uitgezet. Ali zit nu op Nederlandse les: ‘En ik zal ervoor vechten om na mijn straf in Nederland te mogen blijven. Mijn droom is om ook mijn familie hiernaartoe te kunnen halen. Mijn vrijheid heb ik pas nodig pas als ik de taal spreek en de Nederlandse cultuur ken. Wat moet ik in Somalië doen? Schepen kapen? Ik heb geen andere keuze. Hier kan ik leren, werken en misschien als ik later terugga naar Somalië, kan ik mijn mensen helpen.’
Naschrift:
Na de Reporter uitzending heeft Marco van Hees zijn functie als CEO
van Specops Company neergelegd en zichzelf volledig uit het bedrijf
terug getrokken. Van Hees overweegt gerechtelijke stappen tegen
Reporter wegens smaad en laster.
‘Piraterij is nog steeds een niet te onderschatten factor voor reders.’ Dat zegt Karin Orsel, voorzitter van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders KVNR in een Forum-artikel dat maandag verschijnt. Het Internationaal Maritiem Bureau (IMB) van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) stelde woensdag juist dat de bedreiging voor scheepvaart door piraterij is afgenomen.
Raketaanval
Volgens het Internationaal Maritiem Bureau heeft de piraterijdreiging voor de internationale scheepvaart haar laagste punt bereikt in 22 jaar. Het Bureau registreerde vorig jaar 180 gevallen, in 2016 waren dat er 191. Bij aanvallen in 2017 werden drie bemanningsleden gedood, raakten er zes gewond en er werden 91 zeelieden gegijzeld. De Golf van Guinee en de kust van Nigeria zijn het meest gevaarlijk, zegt het IMB. In de beruchte wateren voor de Somalische kust wateren, waar koopvaardijschepen werden beschermd door NAVO-marineschepen, waren negen aanvallen van piraten. Daaronder een raketaanval.
'Golfbeweging'
‘Piraten zijn natuurlijk niet gek’, zegt Orsel in het Forum-artikel. ‘Ze verplaatsen hun werkgebied als er marine-bescherming is. Zodra de marine weg is, gaan ze weer in hun oude regio verder. De afgelopen week heb ik toch al weer drie of vier meldingen van piraterij gekregen. Je ziet dat er een ook soort golfbeweging is. Als het orkaan- en tornadoseizoen begint, neemt piraterij af. Daarna laait het weer op.’
Geen Rambo's
De reders vragen al jaren om toestemming voor het inhuren van private beveiligers aan boord. De Nederlandse regering wilde daar tot nu toe niet aan omdat zij het geweldsmonopolie bij de marine willen houden. Volgende maand praat de Tweede Kamer echter over een wet om die beveiligers wél toe te staan. ‘Wij zitten echt niet te wachten op een groep Rambo’s aan boord’, aldus Orsel, tevens ceo van rederij MF Shipping Group. ‘Maar het gevolg van de huidige situatie is dat reders besluiten sommige routes niet te varen. Ze doen bepaalde havens niet aan of nemen een omweg, met alle kosten van dien. Wij zijn het enige land in Europa dat nog niet zo’n regeling voor private beschermers heeft. En dat maakt varen onder de Nederlandse vlag ook weer iets minder aantrekkelijk.’