Doodgeslagen omdat hij Turks was

Door Zvezdana Vukojevic Fotografie: Kees Muizelaar
‘Mijn vader had geen enkele kans. Als beesten bleven ze op zijn hoofd inslaan, tot hij op de grond kieperde. Bewusteloos. Toen ik dat zag, ben ik op hem gaan liggen, om hem te beschermen tegen de klappen. Ik schreeuwde met alles wat ik in me had: ‘STOP! STOP!’ Toen pas stopten ze. De buurvrouw schold toen nog: ‘Ik hoop dat jullie branden in de hel! Vuile tering kanker Turken!’
De 64-jarige Aziz Kara wordt bewusteloos naar het ziekenhuis afgevoerd en ligt tien dagen in coma. Op woensdag 4 juli 2012 overlijdt hij aan zijn verwondingen: een schedelbasisfractuur, een hersenkneuzing en een hersenbloeding.
Sindsdien is het een komen en gaan van vrienden, buren, bekenden en collega’s in het familiehuis aan de Violierstraat in Almelo. In de voortuin staan de rozen in de bloei, in de betegelde achtertuin staat een partytent die verkoeling biedt tegen de zondagmiddagzon. Er staan hapjes op tafel en er wordt Fanta en Turkse thee geschonken. Er komen servetjes zodra iemand het te kwaad krijgt. Zoon Deniz (36) slaapt amper en is bijna tien kilo afgevallen in een kleine twee weken. Desondanks ‘voelt het een beetje alsof we zo gaan barbecueën en mijn vader elk moment met zijn fiets kan thuiskomen.’
Maar dat is niet zo. Het lichaam van Aziz Kara is afgelopen zondagavond naar Turkije gevlogen om te worden begraven. ‘We hebben onze familie daar verteld dat hij op zijn hoofd is gevallen. Hoe leg je over de telefoon uit dat hij is doodgeslagen, omdat hij Turks is?’
De media duikt er bovenop, want de betrokken buren heten Henk (61) en Ingrid (59) van W. evenals het fictieve doorsnee Nederlandse stel dat Geert Wilders te pas en te onpas aanhaalt (’Henk en Ingrid betalen voor Ali en Fatima’). Programmamaker Jelle Brandt Corstius tweet: ‘Henk en Ingrid bestaan echt en hebben zojuist een Turk doodgeslagen.’
De Telegraaf noemt het ‘een etnisch conflict’ alsof Almelo vergelijkbaar is met de etnische brandhaarden van de jaren negentig zoals Rwanda en Bosnië. Zij laten de namen Henk en Ingrid weg. Verder wordt er melding gemaakt van 1 rake klap die Henk van W. zou hebben uitgedeeld, waarna Kara ongelukkig ten val zou zijn gekomen. Volgens de familie Kara klopt deze lezing niet: ‘De chirurg zei dat het letsel dat mijn vader heeft niet overeen komt met dat verhaal. Hij had aan en voor- en achterkant van zijn hoofd zeer ernstige breuken. De chirurg vroeg me zelfs of ze een wapen hadden gebruikt. Dat heb ik niet gezien of het moet een huidkleurige boksbeugel zijn geweest.’
Aziz Kara komt in 1974 vanuit Adana, Turkije naar Nederland toe voor een beter bestaan. Zijn vrouw Kamer, dochter Nalan en zoon Deniz laat hij in 1978 naar Nederland komen in het kader van gezinshereniging. Vanaf dag een werkt hij als productiemedewerker in de Philips fabriek. Ook al wisselt de fabriek een paar keer van eigenaar en vallen er ontslagen, Kara willen ze onder geen beding kwijt. Hij zou binnenkort met pensioen gaan. Zoon Deniz neemt hij vanaf zijn zesde neemt mee naar voetbalclub Heracles. Het gezin verhuist diverse keren binnen Almelo en hun derde kind, dochter Eylem wordt in 1982 in Nederland geboren. Als hardwerkende arbeider voelt Kara zich verwant met de PvdA. De politiek volgt hij op de voet en hij is actief als bestuurslid bij de lokale Turkse vereniging. Hij fietst, schildert, rommelt wat in zijn moestuin en wordt boos als mensen daar een konijnenval zetten: ‘Konijntjes moeten ook eten. Dat is de natuur’, zei hij dan.‘ Hij kon volgens zijn familie en buren met iedereen overweg. ‘Er kwamen Koerden, Molukkers, Armeniërs en Nederlanders bij ons over de vloer.’ Dochter Nalan is ambtenaar en getrouwd met een Nederlandse man, zoon Deniz heeft sinds een jaar of vier een eigen sportschool en geeft zelfverdediging, dochter Eylem is manager bij een telecombedrijf.
Maar het Nederland waar hij vroeger in Turkije altijd over opschepte (‘Daar is alles goed geregeld. Ze geven echt om al hun mensen.’) was na de aanslagen van 9/11 veranderd. De tolerantie bleek een schijntolerantie. Alles werd maar gezegd over moslims zoals Wilders’ voorstellen om ‘kopvoddentax’ te gaan heffen. Moskeeën noemt Wilders 'haatzaaipaleizen’. Kara ziet met lede ogen aan hoe sommige Turkse jongeren in Almelo het gevoel hebben te worden uitgekotst door de maatschappij en het verkeerde pad opgaan. Tot op zekere hoogte heeft hij zelfs begrip voor gefrustreerde Nederlanders die zich niet serieus genomen voelen door de bestaande politieke partijen en hierdoor op de PVV stemmen.
Zoon Deniz Kara koopt in 2000 een eengezinswoning in de Almelose Violierstraat, maar hij verhuist twee jaar later vanwege werk naar de randstad. Zijn ouders kopen de ruime 5 kamerwoning met voor- en achtertuin van hem over. Problemen met achterburen Henk en Ingrid van W. heeft Deniz Kara toen hij er woonde nooit gehad. Niet lang nadat zijn ouders er gaan wonen, beginnen de pesterijen. ‘Zij hebben dat voor mij geheim gehouden.’ Naar eigen zeggen omdat Deniz een andere persoonlijkheid dan zijn vader had: ‘In mijn jonge jaren was ik nogal moeilijk. Ik hou van voetbal en was een fanatieke voetbalsupporter. Hoewel ik op mijn pootjes terecht ben gekomen, werd ik sneller kwaad om onrecht dan mijn vader. Hij zei altijd: ‘Niet doen, negeren, laat het.’ Hij heeft nog nooit van zijn leven gevochten.’
De problemen met de buren beginnen wanneer een vriendin van dochter Eylem ruim 5 jaar geleden een sigaret rookt in de slaapkamer en toevallig Ingrid van W. aankijkt. Deze vraagt haar bits wat ‘ze zit te kijken’. Niet lang hierna staart Van W. ook Kamer Kara aan als zij de was op het balkon ophangt. ‘Mijn moeder vond dat vreemd. Ze bleef net zolang kijken tot je wegkeek en ze zei altijd: ‘Wat kijk je? Kijk voor je!’ Alsof mijn moeder bewust haar aan het begluren was.’ Aziz Kara besluit de buurman te vragen of er misschien iets tussen hen is voorgevallen. ‘De buurman zei nogal bot: ‘Mijn vrouw houdt niet van Turken. Ze woonde eerst in Kerkelanden, Schelfhorst (een achterstandswijk in Almelo waar bijna de helft van de bewoners Turks is, red.) en daar had zij veel problemen met Turken.’ Mijn vader probeerde hem duidelijk te maken dat wij niet diezelfde Turken waren en dat hij geen problemen wilde. Maar dat viel op dovemansoren. Mijn ouders vonden dat een beetje racistisch klinken en besloten hen voortaan te negeren.’
Ondertussen hebben andere buren gedurende de jaren ook aanvaringen met het stel, maar niemand onderneemt actie of stapt naar de politie. Geen van de buren wil met naam en toenaam genoemd worden uit angst voor represailles. Gezien het koopwoningen zijn, is het praktisch onmogelijk de familie Van W. weg te krijgen, zo redeneert men. Een buurvrouw hangt een jaar de was niet buiten uit angst voor de scheldpartijen en intimidaties van Ingrid van W. Mensen durven hun auto niet meer voor hun deur te parkeren, want dat komt je te staan op boze blikken of een scheldkanonnade. De verhalen hebben veel overeenkomsten. Ingrid van W. is lichtelijk paranoïde en denkt steeds dat haar buren haar begluren. Henk van W. is voorman bij de groenvoorziening. Er worden daarom coniferen geplant, tuinhekken opgehoogd en lappen opgehangen om alle inkijk te voorkomen. Verder waren ze uitgesproken anti-Turks. Ze worden omschreven als asociaal. Zeiden last te hebben van Turkse muziek en dan als tegenactie Nederlandse smartlappen op te zetten. Ze zijn op zichzelf. Zeggen geen gedag. ‘Ze vroegen weleens of wij ook zo’n last hadden van die Turkse maffia. Ik zei dat ik niet wist waar ze het over had.’ Een andere buurman praat al zeven jaar niet meer met het stel. Hun zoon sloeg het hek eens te hard dicht waarna er ruzie ontstond: ‘Ik liet me niet meer door hem verleiden om een potje te schreeuwen op straat. Negeren stak hen meer dan dat je op hun provocaties ingaat.’
Het gedrag van de buren naar de familie Kara toe wordt extremer. De staarwedstrijden nemen toe (‘net zolang vies blijven kijken met een rare grijns tot je wegkijkt’) en de racistische opmerkingen ook. Kamer Kara staat eens in de supermarkt als Ingrid van W. een boodschappenkarretje keihard in haar buik duwt: ‘Daar schrok mijn moeder enorm van. De caissière en andere mensen zeiden haar om aangifte te doen bij de politie en dat ze best voor haar wilden getuigen.’
Voor de tweede keer belt Aziz Kara bij zijn achterbuurman aan. Deze komt weer met een vreemd verhaal over Turken uit de oude buurt op de proppen die hen zouden stalken en dat zij daarom een hekel hadden aan Turken: ‘We mogen jullie ras niet. We zien hoe jullie hier in Nederland zijn.’ ‘Prima’ zei mijn vader, ‘maar dit gaat te ver. Je mag mij haten, maar je moet niet aan ons komen.’ Aziz Kara besluit in overleg met zijn dochter Nalan en schoonzoon om geen aangifte te doen. Zolang de familie van W. hen fysiek niets aandoet, kan de toch politie weinig. Hij vreest dat een bezoekje van de wijkagent de situatie zelfs zou kunnen verergeren. De familie besluit de buren voortaan straal te negeren.
Ondertussen gaan de treiterijen door. Moeder Kara durft zelfs amper meer in de achtertuin te komen. Een half jaar geleden vangt zoon Deniz tijdens een barbecue op dat zijn moeder door de buurvrouw is aangevallen in de supermarkt. Hij wordt razend: ‘Mijn vader wilde me niets zeggen. Ik wilde er meteen naartoe om hen te zeggen dat ze met hun poten van mijn ouders moesten afblijven, maar mijn zus wist me ervan te overtuigen dat mijn ouders precies wisten hoe met deze mensen om te gaan en dat dit alleen maar olie op het vuur zou gooien.’
Drie weken terug komt Deniz naar Almelo om zijn nieuwe Audi TT te laten zien. Hij loopt even terug om een tas uit de auto te pakken als hij ineens oog in oog staat met buurvrouw. ‘Ze stond er met haar honden en deed hetzelfde wat ze al tijden met mijn ouders en zus deed, me vies aanstaren.’ Na een woordenwisseling (‘Wat kijk je?’-Wat kijk jij?!’) zegt Kara: ‘Jij moet lekker je bek dichthouden.’ Ik sloeg met een klap de achterbak dicht en dacht nog: wat een klootzakken en dit is een vrouw van eind vijftig. Als het nou nog over een schuurtje ging ofzo, maar ze mag ons niet omdat we Turks zijn.‘ Dan hoort Kara ineens schreeuw. Haar echtgenoot Henk van W. komt op hem afrennen. Kara neemt zich voor de zestigjarige man niets te doen. Hij verwacht alleen niet dat Van W. hem direct bij zijn lurven grijpt en begint te slaan. Dan verliest ook hij zijn beheersing en er wordt over en weer geslagen. Ingrid van W. slaat Kara ook van achteren. ‘Ik weet wat ik moet doen om iemand van me af te houden en te doen stoppen met slaan. Op een gegeven moment zakte hij iets in elkaar. Toen stopte ik en zijn vrouw ook.’ Kara’s arm is uit de kom en hij weet deze terug te duwen. Henk van W. heeft een gezwollen rechteroog en een snee waar bloed uitkomt. Kara roept: ‘Ik ga nu de politie bellen dan mag je aan hen uitleggen waarom je me hebt aangevallen.’ Op dat moment valt Van W. Kara nog eens aan (‘Jullie tering Turken! Vuile vieze kanker Turken!’) en zijn arm gaat weer uit de kom. Hij hoort plotseling van achteren voetstappen, terwijl de buurvrouw gilt: ‘Nee, niet doen!’ Hij ziet een onbekende jongen op zich afrennen. Misschien had hij een knuppel of een hamer gepakt? Ik had alleen mijn linkerarm nog.’ Hij weet de jongen een beetje van zich af te houden tot zijn vader en moeder ook bovenop hem springen.’ Kara zegt behoorlijk wat tikken te krijgen en wordt duizelig: ‘Jezelf omdraaien is nooit goed, maar ik moest wegkomen. Ze sloegen me op mijn hoofd en ik dacht als ik nu flauwval trappen ze me dood.’ Kara zegt nog meer klappen te incasseren, terwijl hij probeert bij zijn ouderlijk huis een paar meter verderop te geraken. Op een gegeven moment kan hij niet meer en zakt in elkaar. ‘Alles deed pijn. Ik werd geschopt geslagen.’
Doordat Kara’s vader Aziz de Audi bewondert, ziet hij wat er gebeurt en rent in paniek op hen af met zijn handen omhoog om het geweld te stoppen. ‘Hij zei twee keer mijn naam, dat staat me nog heel duidelijk voor de geest. Mijn vader had geen enkele kans en hij keek naar me. De buurman en zijn zoon beukten meteen volop met hun vuisten op zijn hoofd. Hij deed niets, verstijfde en stond aan de grond genageld. Als beesten bleven ze op hem inslaan, tot hij op de grond kieperde.’ Deniz valt af en toe weg en zit half op zijn knieën op het fietspad. Als hij zijn vader ziet vallen, krabbelt hij op met het idee om op zijn vader te gaan liggen. ‘Om hem te beschermen tegen de klappen en ik schreeuwde met alles wat ik in me had: ‘STOP! STOP!’ Toen pas stopten ze.’ Inmiddels is Kara’s moeder op het geschreeuw afgekomen. Twee buurtjongens komen erbij en kijken in shock naar het tafereel: Aziz Kara ligt bewegingloos op de stoep vlakbij zijn huis met zijn bloedende zoon bovenop hem en de buren erbij. ‘De buurman en zijn zoon waren stil. Ik ga niet liegen, maar de buurjongen kwam zelfs naast me zitten, terwijl we mijn vaders hoofd ondersteunden. We zwegen allemaal. Plotseling begon de buurvrouw weer tegen mijn moeder te schelden: ‘Ik hoop dat jullie branden in de hel! Vuile tering kanker Turken!’ Dat deed me het meeste pijn.’
Als de ambulance en de politie arriveert zegt Ingrid van W.: ‘Hij is uitgegleden, gevallen.’ Kara hoort een agent zeggen: ‘Dit kan niet van een val zijn. Zijn hoofd is bont en blauw.’ Ingrid van W. en haar 23-jarige zoon Wiebe van W. zeggen volgens Kara: ‘We zeggen niks. Helemaal niks. We houden onze mond dicht.’
Alle betrokkenen worden in hechtenis genomen en na vier dagen worden Ingrid van W. en Deniz Kara op vrije voeten gesteld. Na acht dagen belt het ziekenhuis de familie om te komen. De artsen willen de behandeling staken, want Aziz Kara ligt in coma en de kans dat hij eruit komt is klein. Pas als hij na elf dagen in coma toch hersendood blijkt, de hersenstam naar beneden is gezakt, gaat de familie akkoord. Dan blijkt dat Aziz Kara een donorcodicil had ingevuld, nadat hij het verhaal hoorde over een jongetje uit Almelo die overleed, omdat er geen donororgaan beschikbaar was. ‘Hij had mensen op de Turkse vereniging ook aangespoord dit te doen. Dat wist ik niet. Het voelde fijn toen we hoorden dat zijn nieren en lever bruikbaar waren en er een match gevonden was.’
Ondertussen voelt Deniz zich schuldig en stelt hij zichzelf steeds de vraag of hij het misschien anders had moeten doen. Gewoon weg moeten lopen zoals zijn vader altijd deed. Of had hij misschien bij de eerste aanval door moeten slaan? ‘Ik had spijt en voelde me schuldig. Nu vraag ik me af waarom ik ben gestopt met slaan. Als ik dat niet had gedaan, leefde mijn vader misschien nog...'
'Maar hun haat en woede was gewoon teveel. Het politieke klimaat met Wilders is zo extreem en sommige mensen zijn daar gevoelig voor. Mijn zwager zei: ‘Deniz, als het niet deze manier was gebeurd, was het op een andere manier gebeurd. Zij wilden ons hier niet hebben en grepen elke aanleiding aan. Jij hebt een geweten, jij bent gestopt met slaan. Zij hebben geen geweten.’
Of het een racistische daad danwel moord betreft durft Kara niet te zeggen, want hij wil niet dat mensen eigen rechter gaan spelen en dat had zijn vader niet gewild: ‘Maar ik weet wel dat zij het op mijn ouders hadden gemunt puur vanwege hun Turkse afkomst, niet vanwege ruzie om een schuurtje of een muurtje.’
Een woordvoerder van de politie Almelo laat weten dat zij geen reden hebben om te denken dat er tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen in de wijk zijn ontstaan. Maar de wijkagent blijkt hier zich wel degelijk zorgen om te maken. Hij komt verhaal halen bij buurtbewoners die met de pers hebben gesproken, zo laat eentje anoniem weten: ‘Hij zei dat hij er niet blij van werd wat hij in de krant las. Nou, ik heb geen woord ervan gelogen, want ik wil de familie Kara niet tekort doen. Dit een etnisch conflict noemen is grote onzin. Zij hebben geen enkele schuld hieraan. Maar de politie is bang dat het hier straks tussen Turken en Nederlanders uit de hand gaat lopen.’
Aanvankelijk verdenkt het OM Henk van W. en zijn zoon Wiebe van W. van poging tot doodslag, maar na overlijden van het slachtoffer moet deze verdenking worden herzien. Dit zou lopende het onderzoek nog gewijzigd kunnen worden tot doodslag of ernstige mishandeling met de dood tot gevolg hebbende. Of er sprake is van een racistisch motief zal worden meegenomen in het onderzoek.
Ingrid van W. zit momenteel bij familie in het westen. Kara bezweert dat niemand haar zal lastigvallem of als zij weer terugkeert. Hij heeft zijn moeder namelijk moeten beloven niet met woede en haat in zijn hart voor de familie Van W. te leven: ‘Ik zou het anders oplossen, ik zeg je eerlijk. Maar geen wraak in de geest van mijn vader, dat heb ik beloofd. Op mijn erewoord.’ Hij hoopt dat er getuigen van de vechtpartij met dodelijk afloop zich bij de politie melden, zodat ze kunnen bevestigen dat hij als eerste werd aangevallen en dat zijn vader op brute wijze kapot is geslagen. Zijn moeder Kamer Kara komt ook even in de tuin zitten en de tranen biggelen geruisloos over haar wangen: ‘k Wil hier weg. We kunnen hier niet blijven wonen. Vanuit de tuin zie ik steeds mijn man zijn benen op de stoep liggen.’